Tuesday, December 4, 2007

Pontificaal gebed

Ik ben gevraagd om een bijdrage te schrijven voor het verenigingsblad van NSU, mijn studentenvereniging. Ik wou het alle niet-NSU'ers niet onthouden, dus plaats ik het ook hier. Veel plezier met lezen!

Afgelopen zomer woonde ik op het Momentum Festival een seminar bij van YWAM over gebed en geestelijke autoriteit. Toegegeven, ik kon niet met alles even goed overweg, maar het heeft me wel geprikkeld om hier verder over na te denken. Ik moest onder andere denken aan ons jaarthema, Pontificaal.

Wat betekent het om pontificaal te bidden? Het is in ieder geval iets anders dan half slap bidden. Ik doe het zelf veel te vaak. Dan denk ik aan de moeilijkheden van iemand, en dan bid ik “Heer, eh, wilt u die persoon zegenen, en, eh, kracht geven om met de situatie om te gaan en hem helpen zijn probleem op te lossen”. Dan schiet me nog iemand te binnen om voor te bidden, en nog iemand, en nog iemand. Dan realiseer ik me dat ik eigenlijk wel voor iedereen kan bidden, en bid ik iedereen langs die me te binnen schiet. “Heer, zegen Utrecht. Zegen NSU ook. Zegen mijn ouders, en mijn broers en schoonzussen. Zegen Open Doors, en de vervolgde christenen in Noord-Korea en China en de rest van de wereld.” Zoiets.

Bid ik dan bewust voor hen? Ben ik echt op hen betrokken? Bid ik met geloof of verwachting? Nee, totaal niet. Ik bid, omdat ik het gevoel heb dat ik moet bidden. En dat is zo ongeveer de slechtste motivatie om te bidden. Wat zou er met zulke gebeden gebeuren? Bereiken ze de hemel niet, of verhoort God ze lekker toch wel? Ik vraag het me wel eens af. Kon ik maar een kijkje in de hemel nemen...

De Bijbel staat vol met rare teksten die ik nog niet eens half begrijp, en die me toch ontzettend aanspreken. Zo bijvoorbeeld Ezechiël 22, vers 23-31. God geeft Ezechiël de opdracht om te profeteren. Wat is zijn boodschap? Kort gezegd: Jeruzalem is het haasje. Koningen, priesters, profeten en het volk, ze deden allemaal precies wat God nu net verboden had. Daarom laat God “hun daden op hun eigen hoofd neerkomen” (vers 31). Maar – nu komt mijn punt – het had voorkomen kunnen worden! Vers 30: ‘Ik heb gezocht naar iemand die een muur om de stad kon bouwen, die voor het land in de bres wilde springen opdat het niet zou worden vernietigd – maar zo iemand heb ik niet gevonden. Dus vervloekte ik hen.’

God zocht iemand... Had Jeruzalem geen muur dan? Waren er geen wachters? Volgens mij wel. Verder heeft God het over zonde, reinheid, visioenen en een vloek. Het ligt voor de hand dat het metaforen zijn voor iets geestelijks. Een muur om de stad bouwen: een of andere (geestelijke?) barrière bouwen om de stadsbewoners te beschermen. Op de bres staan: op de uitkijk staan, of knokken. Daarbij denk ik tegelijk aan een soort puriteinse opwekkingsprediker of strenge bijbelleraar, en aan een trouwe voorbidder (al gaan die twee prima samen). Op die manier bidden is zeker wat anders dan uit plichtsgevoel een lijstje afraffelen!

De tekst laat ons nog iets zien. Eén persoon kan voor God een stad maken of breken. Eén persoon kan het verschil zijn tussen zegen en vloek. Eén persoon. En ik geloof dat God hetzelfde tegen Utrecht aankijkt als tegen Jeruzalem, omdat in Utrecht net zulke mensen wonen als in Jeruzalem, en er dezelfde dingen gebeuren. Wat God met Utrecht zal doen, of hij zal zegenen of vervloeken, hangt af van die ene persoon. Jij kan die ene persoon zijn.

Een ander voorbeeld. Sinds een tijd gaat mijn mobiel dagelijks af om 10:02 en bid ik voor ‘arbeiders voor de oogst’, in navolging van Jezus’ opdracht in Lucas 10:2. Het is onvoorstelbaar hoe snel dat een gedachteloos ritueel was geworden. Toen ik het een tijdje terug met God had over vertrouwen, ging mijn telefoon af. Ik bad, zoals gewoonlijk, “Heer, de oogst is zo groot, en arbeiders zijn er zo weinig. Stuurt u arbeiders naar Utrecht om de oogst binnen te halen. Jezus naam, amen.” Ik voelde een stem van binnen: “Vertrouw je? Vertrouw je dat ik echt mensen stuur om de oogst binnen te halen? Dat er daadwerkelijk iemand komt, omdat ik hem stuur omdat jij bidt?” Ik dacht even na. “Ja, ik vertrouw dat u dat kunt, en dat u dat zal doen als ik erom vraag. Wat jammer dat ik daar niet meer bij stil stond. Tjonge, u stuurt echt mensen!” Ik geloof inderdaad dat God mensen stuurt, als ik erom vraag. Of als jij erom vraagt. Als je me niet gelooft, schiet me maar aan op een borrel.

God doet forse beloften als het over gebed gaat. Weer zoiets wat ik maar niet kan vatten. Een voorbeeldje, 1 Johannes 5:14-15 “Wij kunnen ons vol vertrouwen tot God wenden, in de zekerheid dat hij naar ons luistert als we hem iets vragen dat in overeenstemming is met zijn wil. En omdat we weten dat hij naar ons luistert, wat we hem ook vragen, weten we ook dat we alles al hebben gekregen wat we hem gevraagd hebben.” Maar, Jakobus 4, “U krijgt niets omdat u niet bidt. En als u bidt ontvangt u niets, omdat u verkeerd bidt”. Ik begrijp hier maar weinig van. En eerlijk gezegd ben ik niet bepaald een fantastische bidder. Vaak heb ik het gevoel dat ik maar wat aanklooi. Maar ik blijf me er mee bezig houden. Niet alleen voor mezelf, om te krijgen wat ík wil. Maar ook voor Utrecht, voor mijn familie en vrienden, en zelfs voor jullie. Nog lang niet zo pontificaal als ik zou willen, maar hé, in onze zwakte wordt Gods kracht zichtbaar, je weet toch? God gaat werken als wij gaan bidden, daar ben ik van overtuigd. Zelfs als ik daar zelf niets van merk. Dus ik klooi lekker verder.